wiskunde
29 March 2008 - 1 reactie
Er zijn altijd mensen geweest, die misdaad in het groot bedreven en die vrijwel nooit gepakt werden. Er zijn ook altijd sukkelaars geweest, die dezelfde misdaden in het klein bedreven, werden opgepakt en zwaar gestraft. De boerenarbeider Jan Hoonaard was er zo een, door armoede gedreven. In 1774 had hij 75 pond tabak op slinkse wijze uit Ossenisse meegenomen. Ossenisse, dat was toen voor een Zuid-Bevelander buitenland. Hij gaf deze tabak niet aan bij de belastinggaarder, maar deed zijn best om het spul, zeg maar onder de toonbank, te verkopen in de West Kraayertpolder. Niet echt slim van hem. Verkoop in Heinkenszand zou beter geweest zijn. Er was toen strenge controle op bedelaars en juist in de uitgestrekte polders was de politie actief, want daar liepen de meesten van huis en haard verdrevenen. Hij werd ook aangehouden en was gloeiend de klos. Toen kwam ook nog eens uit, dat hij al eerder zich met smokkelactiviteiten had bezig gehouden. De zaak kwam voor de rechter en de baljuw sprak zijn eis uit. 2450 gulden boete (een vermogen in die tijd) voor de smokkelactiviteiten, verbeurdverklaring van de tabak en ook nog eens de dubbele waarde daarvan betalen. En tenslotte, jaarlijks zou zijn naam vanaf de pui van het stadhuis worden afgelezen onder het kopje: fraudeurs en ander tuig. Die boetes kon de man in de verste verte niet betalen, want een doodgewone arbeider. Maar het ergste vond hij, dat hij te kijk werd gezet als een slechterik. Zijn verdediger legde daarop de nadruk. Hoonaard was geen fraudeur, doch slechts een eenvoudige boerenknecht, die diep in de schulden zat en die altijd op een eerlijke manier zijn brood had verdiend. Bovendien wist hij, wegens zijn ongeletterdheid, niet eens dat het verboden was om tabak te smokkelen. Daar geloofden de schepenen helemaal niets van en ze veroordeelden Hoonaard conform de eis van de baljuw. Maar toen kwam uit, dat de arbeider inderdaad geen sou bezat en de opgelegde boeten in de verste verte niet kon betalen. Daarom kwam de zaak weer voor de rechtbank. De baljuw eiste dit keer verbanning en geseling. De advocaat ging nogmaals in op de armoedige staat waarin onze Jan verkeerde en vroeg clementie van de heren rechters. Die veroordeelden hem tot veertien dagen op water en brood en vervolgens verbanning uit Zuid-Beveland voor de rest van zijn leven.
Ik keek zojuist naar een uitzending van Buitenhof. Een aantal wetenschappers in de biologie besprak met elkaar de mogelijkheden, onder meer tot vervaardiging van de mens, die helemaal niets meer mankeert. Daarbij viel onder meer de term recombinant DNA, en wat dat betekent, weet ik niet. Ik vind het wel een mooie term. Terzijde: een aantal geleerden was niet echt in staat om fatsoenlijk Nederlands te spreken en haspelde met meervouds- en enkelvoudsvormen. Het kwam verder niet aan de orde, maar ik moest er even aan denken. Het vervaardigen van een mens - over verwekken van een wonder hoef je dan niet meer te spreken - die niets mankeert! Je huivert ervan, want dat betekent dus, dat pas geboren mensjes met een open ruggetje of een chromosoom teveel, onmiddellijk worden afgemaakt. Want daarvoor is dan natuurlijk geen plaats meer. Hitler-Duitsland blijft in de buurt! Wat hadden de mensen vroeger het enerzijds moeilijker, anderzijds makkelijker. De natuur selecteerde, bij gebrek aan de medische mogelijkheden, zelf. Wat geboren werd en niet sterk genoeg bleek, overleed en wat zullen mensen vroeger veel verdriet hebben gekend. En dan waren er nog de ziekten, waartegen de medische wetenschap van toen, geen verhaal had. Een blindedarmontsteking, tegenwoordig een medisch fluitje van een cent, werd vroeger niet eens onderkend en betekende vrijwel zeker de dood. Epidemische ziekten? De wetenschap stond er machteloos tegenover, zeker, wanneer de pest weer eens in het land was. Dat was op Zuid-Beveland bijvoorbeeld het geval in 1518. In Goes vaardigde het stadsbestuur een ordonnantie uit. Gedurende zes weken moest men een "stroowisch" een bundel stro, uithangen aan het huis waarin een lijder aan de pest bezweken was. Elke zieke die aan de ziekte leed en nog kon lopen, moest men een witte stok gaan. Tijdens het heersen van de pest mochten de kleren van lijders aan de ziekte en van de daaraan gestorvenen niet gewassen worden. Bedstro mocht het huis niet uit. Varkens mochten niet vrijelijk meer in de stad rondwroeten en loslopende honden werden gevangen en in een schip opgeborgen. De stad benoemde een pestmeester, die een voor die tijd gigantisch salaris verdiende. Het stadsbestuur had er geen moeite mee, want vrijwel zeker zou de man tijdens zijn visites aan de pestlijders ook de ziekte oplopen en daaraan overlijden. Want de mensen stierven als ratten aan de pest. Toentertijd had men evenwel nog niet de kennis dat de ziekte werd overgebracht door de zwarte rat, zodat die uitdrukking uit later tijd moet stammen. Pestepidemieen kwamen op gezette tijden voor. In de zestiende eeuw nog in 1571. In de zeventiende eeuw gaat dat om de jaren 1624, 1628, 1634-1636, in 1664 en 1666. Daarna lijkt de ziekte in Zeeland niet meer te zijn voorgekomen. In 1721 werd nog bekend gemaakt, dat de ziekte in Frankrijk woedde en dat men voorzichtig moest zijn met goederen die uit dat land werden ingevoerd. Wij zijn in onze tijd in de medische en aanverwante kennis vele malen verder dan toen. Of we met z'n allen gelukkiger zijn, is natuurlijk een andere vraag.
Gisteren vertelde ik u iets over jazz. Die is in New Orleans ontstaan uit een aantal stromingen, zoals de blues, de worksong, de gospel en europese marsmuziek. Gospels werden en worden in de kerk gezongen. De meest beroemde gospelzangeres is ongetwijfels Mahalia Jackson, maar er waren er meer, zoals Sister Rosetta Tharpe, die nog een aantal plaatopnamen heeft gemaakt met Chris Barber. Gospels worden tot op de dag van vandaag ook nog in Nederland gezongen en in de jaren zestig hadden we zelfs een beroemde Nederlandse gospelzanger, Piet Sibrandy, ook wel de Nederlandse Pat Boone genoemd, omdat ook hij de zoon was van een dominee. Wat nu volgt is een waargebeurd verhaal van mijn broer. ik mocht het van hem aan u vertellen. Lang geleden, in die roerige jaren zestig trad Piet eens op in Den Helder. Het was een openlucht concert in het Timorpark, waar een podium was opgericht onder een op de speelweide staande beukenboom. Piet kweelde daar met gitaar en begeleidingsbandje alle nummers, die vooral de jonge dames moesten bekoren, zoals Michael row the boat ashore. U kent ze wel, die nummers die vooral invloed moesten hebben op de hormonen van jonge mensen. Niet alleen de dames in de leeftijd van 14 tot 20 jaar had Piet daarmee te pakken. Ook mijn broer en diens kornuiten leefden zich in de muziek in. Het concert werd aldus een groot succes. Mijn broer was, nu ja, hij was 16 jaar oud, dermate gegrepen door de muziek en een lifeconcert maakte je toen ook weer niet elke dag mee, dat hij zich door het publiek heenwrong om aan het podium te geraken en dat lukte hem op het moment, dat de zanger zelf aanstalten maakte om zich onder het (vooral vrouwelijk) publiek te mengen. Net voordat de zanger de begane grond bereikte, vroeg mijn broer hem om een handtekening op een oud proefwerk, dat mijn broer nog in zijn zak had en niet aan pa en ma had laten zien, vanwege de onvoldoende erop. "Jochie, sodemieter eens gauw op", sprak de zanger, die vooral zijn best had gedaan om de jonge vrouwenziel te betoveren en zich daarom snel onder de jonge dames begaf.