verhaal van niks
Eigenlijk wordt het een verhaal van niks, maar aan de andere kant, als je er even over nadenkt? In 1914 waren er enkele Kamperlanders die het in de Gereformeerde Kerk niet meer konden vinden. Ze weigerden nog langer naar de kerk daar te gaan, want die was niet rechtzinnig genoeg. Ze schreven een brief aan het gemeentebestuur om gebruik van de openbare school voor het laten optreden van een Oud-Gereformeerde dominee. In de christelijke school ging niet want die was van de gewone gereformeerden en die verleenden daar vanzelfsprekend geen toestemming voor. Het gemeentebestuur had met het gebruik van de openbare lagere school geen problemen. Begin 1915 kwamen de oud-gereformeerde leidsmannen weer met het verzoek om dat schoolgebouw te mogen gebruiken. De gemeenteraad moest zich erover buigen en daarin zaten enkele gewoon gereformeerde mannen. De raad besloot de school in gebruik te geven aan de liefhebbers van de psalmen van Datheen, maar bepaalde erbij, dat de schoolbanken niet gebruikt mochten worden. Dat bevreemdde de aanvragers in hoge mate. Hoe moesten zij aan zitplaatsen komen voor drie- tot vierhonderd man? Het slot van het liedje was, dat de gemeenteraad zijn hand over het hart haalde en alsnog toestemming gaf om de schoolbanken te gebruiken. Maar drie tot vierhonderd man in een schoollokaal? Overdreef de Oud-Gereformeerde aanvrager niet een beetje? Zoveel mensen in zo'n verhoudingsgewijs klein lokaal en dan een dienst van minimaal twee uur? Met psalmen op hele noten, zonder begeleiding en een preek die er niet om loog? Dan was het gebouw van de Gereformeerde Kerk en dat van de Hervormde Kerk toch heel wat gerieflijker, maar ja, daar werd in de ogen van de Oud-Gereformeerden de waarheid niet verkondigd.