In ogen van veel mensen zal het een nutteloze tijdsbesteding zijn, kijken naar het water, maar het heeft iets mysterieus. Op zaterdagen gingen mijn vader en ik vaak kijken naar het water, wanneer we op vakantie waren bij opa en oma. Mijn vader kon een schip op vijf kilometer afstand herkennen.
Kijk, dat is de Tholen zes, of dat is de Yerseke negen. Hij wist de mosselpercelen blindelings te vinden en voor een knulletje van dertien was dat best spannend. Misschien zat hij er wel eens naast, maar die gedachte kwam toen nog niet bij me op.
Op de terugweg reden we over een slingerdijk, langs een pas aangelegde camping, met een gangetje van -niet harder dan- veertig kilometer per uur. Berustend in ons uitje en vooruitziend naar de avondmaaltijd, luierde ik achterover in de Fiat 1500. Een blauw spijkerpak kwam over de dijk steeds dichterbij, met lange blonde krullen. Ik ging rechtop zitten, keek het meisje aan, zij keek terug... en ze lachte!
Ik keek om en boog me daarna voorover om haar in de buitenspiegel zo lang mogelijk te volgen... ze keek om. Mijn hart klopte als een bezetene, nooit eerder had ik dit meegemaakt. Ik zal een rood hoofd hebben gekregen, want ik kreeg het Spaans benauwd, mijn vader had pretogen. Via een binnendijk, drie maal rechts, zouden we haar nog een keer tegenkomen. Mijn vader had mijn allereerste bewondering voor meisjes opgemerkt, sloeg rechtsaf, nog een keer en nog een keer, praten deden we niet. We reden nu stapvoets en ik zag het meisje met hoog opgewaaid haar dichterbij komen. Ze liep kaarsrecht met blosjes op de wangen en zwaaide kort, als een lappenpop met haar onderarm even omhoog, met haar andere hand haalde ze het verwaaide haar uit het gezicht. Het kloppen van mijn hart ging over in gebons, mijn vader proestte het uit.
Na het avondeten las mijn vader hardop vanachter zijn krant dat juist die avond een dansavond was georganiseerd op de camping.
Ja, en? Vroeg mijn moeder ongenteresseerd.
Ik ga nog even naar buiten hoor, zei ik op een te gehaaste toon. Op het toilet waste ik mijn gezicht en kamde mijn haar. Ook sproeide ik wat aftershave van mijn grootvader op mijn overhemd.
Zorg dat je voor donker binnen bent, riep moeder me na toen ik de achterdeur achter me dicht trok.
In mijn te grote broek met bretels, mijn naar oude mannen riekende overhemd en op mijn ongepoetste sandalen liep ik in draf naar de camping.
Naarmate de muziek harder klonk, paste ik mijn snelheid aan. Gemaakt nonchalant met handen in de zakken, probeerde ik op adem te komen. De entree was vijftig cent, dat zou betekenen dat ik nog anderhalve gulden over had om iets te drinken te bestellen. Ik kreeg een stempel op mijn hand, de deur ging open en ik stond in een lege kantine.
Een oude man speelde op een hammondorgel verveeld een of andere wals. Langs de wand met lange, dunne gordijnen liep ik richting loketuitgifte. Ik was voorbereid, maar toch onverwacht ging de entreedeur weer open, het blauwe spijkerpak kwam binnen met twee vriendinnen. Ze bleven op de drempel samenzweerderig staan giechelden achter magere handjes. Ik stond hulpeloos verloren voor de toog, mijn lijf vertoonde gevoelens die ik niet kende. Het was een verlegenheid met machteloos verlangen om toenadering te zoeken. Het gesteven denim van haar spijkerpak gaf het meisje weliswaar een vormeloos lichaam, maar haar gezicht had een onuitwisbare aantrekkingskracht. Twijfel drong zich aan mij op. Ze had dan wel naar me gelachen, gezwaaid en zelfs omgekeken. Maar wat had haar dat laten doen? Het zal niet mijn kleding geweest zijn die mijn oudere broer te klein was geworden.
Gracieus wimpelde ze haar vriendinnen terug naar de hal. Ze draaide zich om in mijn richting en met haar hoofd iets schuin liep ze op me toe met haar handen gevouwen voor haar schoot. Als een boer op een aardappelveld, liep ik met mijn handen in de zakken langzaam op haar af. Door het bovenlicht boven de deur zag ik ombeurten de vriendinnen opspringen om een glimp te kunnen opvangen.
Hoi, zei de blonde godin met een hese, lichte stem.
Hoi, antwoordde ik. Ik had hallo willen zeggen, want dit klonk stom. Ik zit op dansles, zullen we een dansje doen?
Ja, dat is leuk, ik zit al voor het tweede jaar op les, en een wals is leuk om te doen. Ik kende nog maar nauwelijks de basisstappen, niet meer dan zes lessen had ik gevolgd. Haar klamme magere hand raakte die van mij, mijn andere hand liet ik met gestrekte arm rusten op haar schouderblad.
Ze rook naar kaneel en vanille, donkerbruine ogen keken me ontspannen aan. Het was een verwarrende situatie, ik had moeite mijn stappen op de muziek te verplaatsen zonder naar mijn voeten te kijken. Haar linkerhand trok mijn middel naar voren totdat mijn overhemd in contact kwam met haar spijkerjack. Toen kwamen over en weer allerlei vragen los.
Hoe heet je, waar kom je vandaan, waarom ben je hier en op welke school zit je? Ik vergat de muziek volledig, onze benen en voeten raakten elkaar voortdurend.
Wil je een cola?
Liever ga ik een stukje lopen naar de zeedijk. Hand in hand liepen we naar de uitgang, nagekeken door de organist, twee dames achter de uitgifte klapten opgewonden in de handen, een huppelde er zelfs bij. Toen we door de vestibule naar de uitgang liepen, stonden de twee vriendinnen met opgetrokken schouders en open mond ons vol verbazing te volgen.
In de late augustuszon, aan de windstille Oosterschelde gaven we elkaar onwennig een voorzichtige kus. Zij nam het initiatief door haar mond te openen en voorzichtig het puntje van haar tong tussen mijn lippen te steken.
Ieder jaar op tien augustus gaan we naar die plek op de zeedijk waar onze liefde begon, zevenendertig jaar geleden.