Uiterlijke kenmerken:
hoofd: lang met vlakke schedel, tamelijk smal, onbeduidende stop, lange voorsnuit
ogen: klein
oren: dun en V-vormig, hoog aangezet, half rechtop gedragven, de andere helft naar voren gedragen (=knopoor)
staart: hoog aangezet, loodrecht gedragen, gecoupeerd op 3/4
vacht: getrimd, zachte ondervacht, ruwe bovenvacht
kleur: rood, goudrood, donker tarwe-kleurig. Eénkleurig (wit borstvlekje toegestaan)
schouderhoogte: ca. 45cm
gewicht: ca. 12 kg
Innerlijke kenmerken: gehoorzaam, aanhankelijk, erg lief voor kinderen zoekt ruzie met andere honden temperamentvol en pittig Geschiedenis: Lokale Ierse terriërvariant die samengesteld is uit een serie verschillende elementen: een aardterriër uit een Engelse jachtkennel in Ierland, en rattehonden uit Cork, Zuid-Ierland, en Ballymena, Noord-Ierland, benevens een belangrijke inkruising van de terriërs van Wales. Voor het eerst tentoongesteld in 1873 In het begin: ,ingedeeld in gewichtsklassen, één boven en één onder de negen Engelse ponden Begin 1880 kreeg ras meer eenheid in uiterlijk en is nu homogeen Te groot voor het aardwerk, maar overigens zeer bruikbare honden In beide oorlogen gebruikte men ze als berichthonden, zowel bij de Engelsen als bij de Duitsers In 1879: oprichting Irish Terriër Club